bij het scheepvaartmuseum

bij het scheepvaartmuseum
Als schipper van het V.O.C. schip de Amsterdam

donderdag 27 november 2014

Adriana


Nu dan informatie over m.s. Adriana, het zeeschip dat Ruinen als thuishaven had. De plaatsnaam Ruinen dus op haar achterschip (1954 – 1970).




In mijn mijmering in het voorjaar van 2014 liet ik weten dat ik terug zou komen met een verhaal over m.s. Adriana met als thuishaven Ruinen. In het voorjaar van 2014 was ik ineens wat werkeloos geworden. De bomen uit ons eigen bos welke door de stormen van het najaar van 2013 waren omgevallen en door Clas en Anders uit het bos waren gehaald, lagen in stukjes van 45 cm gezaagd. Helaas kon ik niet helpen (niet staan en lopen) en heeft Gonny ze gekloofd en weggewerkt, vandaar mijn werkeloosheid. Dit gaf me meer tijd om achter de computer door te brengen en zo vond ik een onderwerp, n.l. “vreemde thuishavens van zeeschepen” , en al gauw zag ik de kustvaarder Adriana voorbijkomen. 
Ik herkende dit schip uit mijn matrozentijd op de kleine handelsvaart. Daar zag ik haar toen regelmatig de Theems af komen varen met een deklast in balen geperst oud papier die men in diverse kreken en plaatsen langs de Theems kon laden voor Amsterdam. Lossen in het Westerdok. Zelf heb ik ook een jaar op kleine kustvaarders als Tarzan, Spirit en Globe (stoere namen*) gevaren als matroos/kok, ze waren zeer geschikt om ver landinwaarts te gaan. 
Ik denk bijvoorbeeld aan Engeland - Norwich aan de rivier the Yar met de pub The Ferry Inn met blonde Vera als lady bartender. Zij leerde me hoe ik een Engels ontbijt moest maken. Ierland – Ballina, waar de loods tot in 1975 nog met een roeiboot aan boord gebracht werd en Frankrijk - Parijs aan de Seine. Bij donker werd er tussen Rouen en Parijs (ca.190 mijl) op de Seine niet gevaren, men bracht de nacht door in de sluis waar de loods zijn vrouw of vriendin het café beheerde, waar de bakker in de ochtend warm stokbrood aan boord bracht en waarna de reis werd vervolgd.
In Frankrijk ging men ook de Rhône op tot voorbij Lyon (ca.170 mijl). Maar ook in Nederland kon men ver landinwaarts, bijvoorbeeld naar Meppel, Steenwijk, Grou, Roermond met het café van zwarte Bep, Utrecht, Veghel met een kroeg met de naam “De zeven sneetjes”. Deze naam verwees naar de zeven animeerdames aan de bar.



Het schip heeft ook nog de naam Zijpe gehad.

De kustvaarder m.s. Adriana had dus als thuishaven Ruinen (Drenthe) aan de Ruinder Aa welke zich door het Drentse landschap meandert om uit te monden in het Meppelerdiep. De Adriana was aangekocht in 1954 door kapitein/eigenaar F.A. Franssen uit de gemeente Ruinen. 
Men kan iedere willekeurig plaats in Nederland als thuishaven kiezen voor zijn zeebrief (= paspoort van een schip), als de rederij of eigenaar van het schip maar aan die gemeente gebonden is. Schepen van Shell hadden bijvoorbeeld ‘s Gravenhage als thuishaven. Het hoeft dus geen zeehaven te zijn. 
De Adriana: International Call Sign** PCDV, spreek uit als: Papa Charlie Delta Victor, had een lengte van 38 meter, een laadvermogen van 300 ton, motor vermogen 150 pk geleverd door een Humboldt Deutz, snelheid 7,5 mijl per uur in ballast***. 
De bemanning bestond uit kapitein, stuurman, matroos/kok, matroos/motorman. Zo’n schip had een beperkt vaargebied, nl. Noord- en Oostzee en mocht niet buiten dit gebied komen. Ging men toch buiten dit gebied, dan behoorde daar volgens de scheepvaartwet tevens een machinist, een kok en een derde matroos aangemonsterd te zijn. In 1970 verkocht Franssen de Adriana aan twee kennissen van mij. Zij hebben de Adriana laten verbouwen en aangepast tot een sportvissersvaartuig met als vertrekhaven Vlaardingen om vandaar uit naar de visgronden voor Hoek van Holland op de Noordzee te varen en natuurlijk hun inkomen er uit te halen. Ze is op 11 maart 1976 betrokken geraakt bij een aanvaring en gezonken nabij Hoek van Holland. Deze plek is jarenlang gemarkeerd geweest door een wrakboei met de naam Adriana, haar laatste thuishaven was Stellendam.
Veel van deze zeer oude kustvaarders ook wel Wad en Sontvaarders genaamd, met een laadvermogen van 250 tot 450 ton en met een motorvermogen van 120 tot 300 pk (Brons, Werkspoor, Humboldt Deutz) waren gebouwd ver voor de Tweede Wereldoorlog op scheepswerven in Groningen, Drenthe en aan de Friese IJsselmeerkusten, zelfs in Haarlem en Spaarndam (de Rietpol). In de jaren 1969-1972 zijn er veel gesloopt, mogelijk tot conservenblikken gemaakt of in de sportvisserij terechtgekomen. Een enkele werd in gebruik genomen als varend woonschip wanneer de hoofdmotor nog in goede staat verkeerde, zoals de Gazelle die in het Oostelijk havengebied van Amsterdam ligt. 
Kijkt men rond in Nederland, dan ziet men nog steeds verschillende van deze schepen liggen. Soms heeft een scheepvaartmuseum zich erover ontfermd om het te tonen aan het nageslacht.


Uit de turfschippersfamilies in Drenthe zijn een aantal van hun zonen de zee opgegaan toen de turf op was. Ze probeerden in de Wad en Sontvaart of in de kustvaart hun geluk en geld te verdienen en zo kregen plaatsen als Gasselte, Gasselte-Nijveen, Beilen, Valthe, Norg, Buinen en Meppel zelfs meerdere schepen van de familie Kuipers en Brouwer als thuishaven met een Drentse plaatsnaam op hun achterschip. 
Tegenwoordig varen er nog zeeschepen rond met als thuishavens Beilen, Buinen en Meppel. Bij scheepswerf de Kaap in Meppel bouwt men nu zelfs nog schepen voor de kleine handelsvaart. Een laadvermogen van 1500-3000 ton en met een lage kruiplijn zodat ze nog steeds ver landinwaarts kunnen.

De Meppel komende vanaf zee onderweg naar Norwich - Engeland.


Thuishaven Meppel. Foto gemaakt tussen Zwartsluis en Meppel (Meppelerdiep).


Thuishaven Buinen


In Emmen zetelde vennootschappen Rederij Noordlijn-Equator (1978-1988) met zeer mooie en snelle schepen, twaalf stuks in totaal, met een wereldwijd vaargebied. Voor deze club mocht ik acht jaar de zeeën bevaren.
Van deze twaalf schepen had alleen de m.s. Altappen Emmen als thuishaven (daar zal wel de grootste vennoot gewoond hebben). 
In 1988 hadden de gezamenlijke vennoten hun geld verdiend aan deze schepen. De C.V.'s/B.V.'s gingen failliet en de bemanning kon via de vakbond en de rechtbank zijn gage tegoeden (loon) opvorderen. Zo ging het ook al in tijden van de V.O.C. (1602 – 1699). De eigenlijk Nederlandse rederij mentaliteit is nooit veranderd in de laatste 420 jaar. 
De Nederlandse scheepsbouw is nog steeds wereldwijd toonaangevend met haar ontwerpen van speciale vaartuigen. 
De rederijen en hun management laten het flink afweten, ze zijn nog steeds op zoek en vinden ook nog steeds het goedkope buitenlandse personeel. Hoe zou u het vinden om als enige Nederlander tussen tien of twaalf buitenlandse werknemers te moeten verblijven, 4 tot 8 maanden op een oppervlakte van 2000 vierkante meter en waarvan de meerderheid geen Engels spreekt?










*Over deze drie schepen komt ook een verhaal op deze blog van F.L.Woodleg.

**Call Sign = roepnaam van een schip die gebruikt werd in verkeerslijsten die werden uitgezonden door radiostations voor de scheepvaart. Voor Nederland was dit Scheveningen Radio, die haar laatste uitzending had op 31 december 1999 om 16.00 uur Nederlandse tijd. Het bericht had als tekst “Wij wensen u en uw bemanning een behouden vaart”.
De laatste zendmast werd op 30 oktober 2014 ontmanteld.

***Ballast, leeg schip met water in de ballasttanks (een goede smokkelplek als ze leeg waren).



Recht zo die gaat!
F.L.Woodleg


dinsdag 18 november 2014

Hoe de naam F.L.Woodleg in de wereld kwam


De naam F.L.Woodleg vindt zijn oorsprong in een telefoongesprek uit 1982 via Scheveningen Radio aan boord van de m.s. Susanna (call sign “P.E.G.D.”) op de Saint Lawrence river in Canada.
Door een fout in de machinekamer had men de verkeerde tank leeggepompt, zodat het schip zonder drinkwater zat. Dit hield o.a. in dat de kok niet kon koken. We hadden nog tien dagen te varen naar Manchester aan het Manchester Ship Canel en bevonden ons ter hoogte van het Franse eiland Saint-Pierre gelegen onder Newfoundland.


m.s. Susanna afgemeerd te Delfzijl vlak voor haar "maidentrip" (eerste reis van een zeeschip of luchtvaartuig).


Ik belde de rederij en legde uit dat ik Saint-Pierre wilde binnenlopen om drinkwater in te nemen. De directeur had intussen het gesprek overgenomen van het hoofd bevrachting en hij vond het de Fucking Limit wat er aan boord was gebeurd en waar ik de moed vandaan haalde om Saint-Pierre aan te lopen voor drinkwater.
Ik vroeg hem netjes of hij de betekenis van de woorden Fucking Limit wel wist. Daarna vertelde ik dat Saint-Pierre de dichtstbijzijnde haven was en dat het schip binnen 12 uur weer op koers kon liggen naar Manchester zodat dit hem geen vrachtpennies zou kosten. Van de directeur, een Groninger geboren in Delfzijl, begreep ik wel dat hij de betekenis van de woorden Fucking Limit niet wist en ik zou het hem bij mijn eerstkomende bezoek aan het kantoor in Emmen uitleggen. 
Dan mocht hij mij uitleggen waarom de havenrekeningen betreffende een ander schip van de rederij, dat ooit Saint-Pierre was binnengelopen met een lading hout die was gaan schuiven, nog niet betaald waren. Het was wel in zijn voordeel dat ieder schip een aparte CV/BV was, want anders had men ons aan de ketting gelegd*.
Vanaf die dag werd al mijn correspondentie aan die rederij ondertekend met F.L.Woodleg.

* Beslag leggen op een schip

Recht zo die gaat!

F.L.Woodleg